Met ontslag maandag, feb 17 2014 

Ik las de concept ontslagbrief van de kliniek. De brief gericht aan mijn huisarts, die ik als een soort charmeoffensief na alle gedoe de laatste weken eerst zelf mocht lezen. In die brief stond dat ik me het afgelopen half jaar ben gaan realiseren dat ik me niet aanstel, maar ben gaan beseffen dat ik ziek ben. En dat ik moest rouwen om een leven waar ik afscheid van moest nemen. Dat stond daar mooi.
Maar ben ik me dat echt gaan realiseren, ben ik echt afscheid gaan nemen van wat ik deed en kon? Heb ik afscheid kunnen nemen? Of belangrijker nog, wíl ik wel afscheid nemen? Ik heb het daar wel vaker over gehad, in de blog ‘het houdt niet op’ schreef ik al dat het voor mensen om me heen zal lijken op opgeven als ik zeg dat mijn leven zoals het nu is, mijn leven is. Alsof ik niet beter wil worden, alsof ik vrede heb met de beperkingen van vandaag.
In die blog schreef ik dat ik mijn energie niet zo moest steken in het terug willen van mijn oude leven, omdat ik dan zou kunnen vergeten om nu te leven. Dat klinkt nog steeds best logisch, maar ik denk dat de week dat ik die blog schreef de enige week was dat het ook logisch voelde. En ergens was dat best een fijn en hoopvol gevoel.
Want dat gevoel van begrijpen maakte dat ik dacht dat mijn reis van opname me iets aan het opleveren was. In elk geval meer dan triggers, verdriet en het gevoel van falen. Nu ik dat stuk teruglees word ik triest van binnen. Ik was blijkbaar zo dichtbij, maar op het gebied van mijn gezondheid ben ik toch met lege handen naar huis gegaan.

Gelukkig ben ik niet op elk gebied met lege handen teruggekeerd. Ik denk met warme gevoelens terug aan mijn laatste avond. De avond die ik eigenlijk niet meer wilde doorbrengen op de kliniek. Ik was alles zo zat, dat ik dacht dat dat afscheid me ook wel gestolen kon worden. Maar mijn groepsgenoten gaven me het mooiste wat ik in die 25 weken heb gekregen, lieve teksten, opbeurende woorden en het gevoel dat ik er in de Eikenboom toch toe heb gedaan.

 

Alweer een dikke week voorbij vrijdag, feb 7 2014 

Een dikke week thuis welteverstaan. Ik heb geslapen, lekkere warme maaltijden gehad, me verbaasd over het smaakverschil tussen de havermout thuis en die in de kliniek (die in de kliniek was een A-merk, zou het daardoor komen?!?) en ik heb geslapen.
Nu wordt het tijd om de boel weer wat op te pakken. Ik heb boodschappen gedaan, recepten voor een taart opgezocht en ik heb al mijn kaarten ingeplakt. Buiten het doen van deze gebruikelijke, heerlijk alledaagse dingen ben ik me ook langzaam gaan realiseren dat ik van huis ben weggeweest. En zondag op maandagnacht werd ik aangevallen door een nieuwe gedachte, namelijk dat ik weer terug wordt verwacht.

Ik wil niet terug.

Ik zie nog niet waarom die 25 weken goed voor me zouden zijn geweest, ik zie alleen dat ik nog een lange weg te gaan heb. Een weg die ik volgens sommigen nog bewandel als ik de nazorg ga doen, maar die ik voor mijn eigen gevoel pas weer vervolg als ik na de nazorg bij mijn vertrouwde behandelaren verder zal gaan op de poli.
Dat ik met een knal en strijd over die nazorg ben vertrokken, helpt mijn gedachten over de nu te volgen stap in het protocol natuurlijk ook niet. Dat ik al vanaf december heb aangegeven weinig vertrouwen te hebben in de gang van zaken rond de nazorg en daarbij behorende behandelaar voor mij en dat ik hierin sindsdien steevast aan het kortste eind trek, is al helemaal niet behulpzaam.
Het maakt dat ik een knoop in mijn maag voel bij de gedachte aan maandag, het maakt dat ik het liefst de net gereserveerde taxi weer afbestel en het maakt dat ik met alle kracht die ik heb mijn hakken in het zand wil zetten.
Maar ja, zoveel kracht heb ik niet en ik weet ook dat het niets oplost als ik niet ga. Dus ben ik me bewust van mijn weerstand, heb ik die eerlijk gedeeld met de betrokkenen (niet dat ze er dan wat mee willen doen hoor) en heb ik een vangnet ingebouwd voor het eerste gesprek dat gevoerd moet worden.

Maar eerst nog weekend. Leuke dingen doen en zien te ontspannen!