Zoveel pijn zondag, nov 29 2015 

Maak van je handen twee vuisten. Zet ze dan tegen elkaar met de knokkels precies in elkaar (dat past heel mooi) en duw zo hard je kunt. En nu nog iets harder.

Dat voelt niet fijn hè? Stel je voor dat je onderrug zo aanvoelt. De hele dag. Als je gaat staan of zitten neemt de druk toe en wordt de pijn heviger. Als je gaat liggen wordt het ietsje minder, maar meestal zakt er dan iets naar je benen, voelt het alsof je voet in brand staat en/of dat er iemand heel hard in je kuiten bijt. En dat altijd. Elke dag.

Ik weet niet meer hoe het is om geen pijn te hebben. Ondanks de morfinepleisters en alle rotzooi waar ik die nog mee aanvul. Ik weet niet meer wat het is om stevig op twee benen te staan, solide grond onder mijn voeten te voelen. Ik weet niet meer hoe mijn lijf hoort te voelen. Soms voel ik bijna niets in mijn benen, dan ben ik nog wiebeliger. Soms voel ik elk stukje stof keihard over mijn huid schuren, ook al is het zachte joggingstof, maar weet ik toch weer niet waar mijn voeten precies zijn. Soms betrap ik mezelf erop dat ik op het ritme van muziek mijn tenen beweeg, maar als ik dat dan bewust door wil zetten weet ik niet meer hoe en is er geen beweging in mijn tenen te krijgen.
En het lijkt maar niet beter te worden, sterker nog, sinds een paar weken zit er ook weer veel pijn in mijn armen. Zijn mijn vingers traag en mijn polsen stijf. Mijn grootste angst zal toch geen werkelijkheid worden? Ik schuif de extra klachten op de kou, maar ik weet best dat het nog helemaal niet echt koud is. Ik doe mijn best om door te gaan, mijn beloftes waar te maken. Dingen te doen waar ik blij van word, zoals koken en knuffelen met het paard. Ik merk alleen dat het me heel veel energie kost, dat ik ’s avonds soms niet op kan houden met trillen, dat mijn spieren met regelmaat een heel eigen leven leiden.
En niemand die me kan vertellen hoe lang nog en wanneer en óf het ooit beter zal gaan. Het wordt zo langzamerhand een heel andere uitputtingsslag dan wat het was. Ik weet inmiddels dat ik dit niet kan en wil accepteren. Hoewel ze bij therapie blijven zeggen dat ik dat wel zal moeten doen is er nog niemand geweest die me het nut ervan echt heeft kunnen uitleggen. Laat staan dat ze me duidelijk hebben weten te maken hoe ik in Godsnaam moet accepteren dat ik 36 ben en een lijf heb dat niet doet wat ik ervan mag verwachten. Dat ik een wrak ben, een schim van de ambitieuze ik die er ooit was en dat ik niet meer weet hoe ik ooit nog kan worden wie én wat ik wilde zijn.

Loslaten schijnt het magische woord te zijn. Maar nog steeds heb ik niet geleerd hoe en ik weet ook niet meer wat. Ik heb afscheid genomen van verschillende mensen, van werk, van hobby’s. Dat alles heb ik losgelaten omdat het moest, omdat ze niet goed voor me waren. Maar het doet pijn, zoveel pijn, om er geen resultaat voor terug te zien. Natuurlijk, sommige energievreters kun je maar beter kwijt zijn, maar dat geldt ook als je gewoon gezond bent. En jammerend met je armen in de lucht gaan staan en je afvragen waar je dit aan verdiend hebt is ook geen optie omdat het domweg geen kwestie van verdienen of schuld is. Mijn lijf en hoofd willen blijkbaar twee compleet verschillende dingen, alhoewel, ze lijken elkaar soms wel te naderen. Op het moment willen ze allebei rust, slapen, de storm niet meer uit hoeven zitten en niet meer willen weten hoe het afloopt, áls het maar binnenkort afgelopen is.

Erg – erger – ergst donderdag, nov 12 2015 

Het kan altijd erger, de dooddoener van de eeuw als je het mij vraagt. Als is het tegelijkertijd natuurlijk ook een waarheid als een koe, het kan (bijna) altijd wel erger. Er is niet voor niets een overtreffende trap van het woord ‘erg’. Maar doet dat er eigenlijk wel toe?

Ooit, toen ik nog wel enigszins fatsoenlijk liep enzo, had ik een studiegenoot in een rolstoel. Zij wist dat ik pijn had en dat het allemaal even niet zo makkelijk ging en dat de artsen net een hernia hadden vastgesteld. Zij vroeg eens aan mij hoe het nou eigenlijk ging. En ik antwoordde haar dat ik tegenover haar natuurlijk niet mocht klagen, omdat het in haar ogen vast niets was waar ik last van had. Zij weerlegde dat, zei dat je alles in het juiste perspectief moest zien en dat iemand met een gebroken enkel heus niet beter af was dan zij met haar gezondheidsproblemen. Op het moment dat iemand immobiel wordt door een gebroken enkel is dat voor die persoon gewoon heel rot. Doorgaans tijdelijk en in de loop van de tijd een steeds vager wordende herinnering, maar als je het ene moment vrolijk rond rent en dat het volgende moment niet meer kan, dan is het niet zo dat je er niet van mag balen omdat anderen nooit hebben gerend.

Ik denk nog regelmatig aan deze studiegenoot en vooral aan haar woorden over het ‘erg-erger-ergst’ verhaal. Mensen, ik inclusief, hebben vaak de neiging dingen beter te willen maken, voor elkaar, maar ook voor onszelf. Ik heb nog steeds een hekel aan de vraag hoe het met me gaat, omdat ik domweg niet meer weet hoe ik erop moet antwoorden. Want enerzijds wil ik niet klagen, omdat ik ergens vind dat ik daar geen recht op heb gezien mijn sociale omgeving en de dingen die ik heb, maar anderzijds mis ik ook heel veel dingen. En dat zijn dan vooral de dingen die voor een ander heel vanzelfsprekend zijn, dingen die ik in het verleden ook heus heb vervloekt, maar dingen die ongemerkt je leven toch invulling en soms kleur geven.
Natuurlijk heeft het geen zin om daar telkens bij stil te staan, maar ik merk dat dat advies vaak komt van mensen die juist helemaal niet lijken te beseffen wat ze hebben en kunnen enkel doordat hun lijf doorgaans doet wat je ervan verwacht. Het lijkt wel zo te zijn dat de mensen die mij willen opbeuren door te stellen dat het altijd wel erger kan en ik dus meer moet stilstaan bij wat ik wel heb en kan, de mensen zijn die zelf vooral bezig zijn met wat ze nog willen krijgen en wat ze nog willen bereiken. Voor het gros van de mensen is het nooit genoeg, van Iphone 4 naar 5 en snel naar 6, de nieuwe Suzuki moet een Audi, maar liever nog een Tesla worden en het leuke appartement moet ‘later’ toch het liefst een vrijstaand boerderijtje zijn.
Misschien was ik ook wel zo, was ik me te veel bewust van de overtreffende trap van goed en moest het dus altijd beter-best worden. Maar nu dat geen haalbare doelen meer lijken, is het verhaal ineens omgekeerd naar dat het altijd nog erger had kunnen zijn. En dat klopt, want alles kan (bijna) altijd erger. Maar het had ook een stuk beter en leuker kunnen zijn als ik geen pijn had, niet weken moest bijkomen van een weekendje weg en niet bij alles na hoefde te denken of ik het nou wel zou doen.

Balans maandag, nov 2 2015 

Ieder jaar maak ik rond mijn verjaardag de balans op. Dit jaar zit ik al een tijdje niet ‘lekker in mijn vel’. Naja, da’s misschien zacht uitgedrukt, ik ben ronduit somber, verdrietig en gefrustreerd. Dan helpt het niet om je te realiseren dat je alweer een jaar grotendeels op bed en bank hebt doorgebracht. Dat de meeste energie is gaan zitten in therapie en het reizen erheen en er weer vandaan. Maar Godzijdank wel weer er vandaan.
Het lijkt inmiddels ook wel standaard te zijn dat ik om de zoveel tijd bedenk dat ik helemaal niet meer naar Zeist wil. Het kost me zoveel energie en wat het me nou eigenlijk oplevert is mij nog vaak niet duidelijk. Maar ja, wat is het alternatief? Is er nog een alternatief of moet ik me er bij neerleggen dat dit mijn leven is? Is met alle weerstand en tegenzin door ploeteren in Zeist dan toch de beste optie, enkel en alleen omdat dat nog iets van hoop en uitzicht biedt, al weet ik niet waarop?
Nu ik dit zo ronduit opschrijf, lijkt het mij volstrekt logisch dat ik somber, verdrietig en gefrustreerd ben. Zo had ik het me toch nooit voorgesteld? Zo vaak zo verdomd en irritant afhankelijk. Zo vaak voel ik me nutteloos en een sta in de weg, en dat terwijl ik regelmatig nauwelijks op mijn benen kan staan.
Soms, als ik weer eens wakker lig, hoop ik dat ik voor altijd in slaap zal vallen. Voor mezelf, maar zeker ook voor mijn omgeving. Omdat ik er regelmatig van overtuigd ben dat dat ook voor hen een hoop rust en duidelijkheid zal geven. Geen gevecht meer tegen onduidelijkheden, geen verdriet en frustratie meer. Dát moet toch rust geven? Of zal ik het in mijn somberheid dan juist te rooskleurig zien?

Het is niet zo dat ik nooit meer geniet. Het is niet zo dat ik nooit meer lach. Ik heb zeer zeker mijn lichtpuntjes, mijn activiteiten die me ontzettend veel voldoening en plezier geven. Alleen zijn het ook de dingen waarvan ik telkens opnieuw bang ben dat anderen het niet goed snappen. Want niet iedereen zal helemaal begrijpen wat er nou zo bijzonder aan een paard is dat ik daar mijn spaarzame energie en kracht aan wil besteden. Waarom wel naar dat paard (wat overigens ook niet lukt zonder hulp) en niet naar een feestje? En hoewel ik me nu weer geroepen voel me te verdedigen is dat misschien wel net wat dat paard zo’n lichtpunt maakt.
Dieren oordelen niet, die vinden het leuk je te zien (of niet) en dat is genoeg. En dat ik los moet laten dat andere mensen ongetwijfeld een mening over me hebben is natuurlijk een feit, maar het is op stal juist zo fijn dat ik ergens ben waar ik dat dus niet hoef los te laten. Simpelweg omdat die gedachte daar niet in me opkomt en omdat de vragen over het hoe en waarom simpelweg niet aan me worden gesteld. En heel eerlijk, als ik een slechte dag heb en dus alleen maar knuffel, borstel en appels voer, dan is dat paard natuurlijk allang tevreden.

Ergens kan ik domweg niet geloven dat er ook mensen zijn die er genoegen mee nemen dat ik er alleen maar ben. Die het niet met me eens zijn dat ik niets meer heb bij te dragen en in te brengen, dat ik niet meer gezellig of boeiend zou kunnen zijn. En die het zelfs niet erg vinden om telkens weer naar mij te komen in plaats van dat het eerlijk(er) verdeeld zou zijn en ik ook naar hen toe reis. En toch heb ik, terwijl ik dit jaar die balans uit de eerste alinea opmaakte, weer eens ontdekt dat ik dingen soms gewoon toch maar moet geloven. Dat ik mensen om mij heen heb die per verrassing bewijzen dat ik nog altijd de moeite waard ben. Dat ik geen spectaculair leven hoef te leiden, geen heel belangrijke speler op de arbeidsmarkt hoef te zijn en geen indrukwekkende avonturen hoef te beleven. Dat er blijkbaar meer is om voor wakker te worden dan dat, hoe moeilijk ik het soms zelf ook vind.