Oorzaak en gevolg woensdag, aug 31 2016 

Na 3 jaar therapie (plus bijbehorend voortraject) kan ik redelijk uitleggen waarom ik loop als een krant en waarom er altijd ergens een morfinepleister op mijn één van mijn bovenarmen geplakt zit. Ik heb pijn, elke dag, elke minuut, elke seconde en dat nu al jaren lang. En daarbij is er iets in mijn hersenen mis waardoor ik bij overbelasting (fysiek of mentaal) de controle over mijn lijf verlies. Soms uit zich dat in de spieren in mijn benen of armen waardoor ik niet meer kan lopen, domweg zit te trillen of spastische bewegingen maak en soms ga ik stotteren. Blijft ‘de plaat hangen’ en echo ik per zin elk woord minstens vijf keer.

Wat mij betreft allemaal even gênant en het zijn ‘aanvallen’ die ik het liefst zou voorkomen. Of in elk geval niet aan een ander zou willen laten merken. Want ondanks dat ik het inmiddels best redelijk kan uitleggen allemaal, voelt het telkens alsof ik me moet verdedigen. Moet verklaren waarom mijn lijf zulke rare dingen doet. En als ik daaraan begin dan is het ook een soort van logisch dat ik kan vertellen waar dit het gevolg van is. En die oorzaak is nou net het probleem. Want als ik het heb over overbelasting, trauma, niet goed omgegaan zijn met mezelf waardoor ik nu dus een soort chronisch overbelast ben hoor ik zelf ook de holle frasen die daarachter schuil gaan.
Hoezo heb ik mezelf overbelast, hoezo kun je trauma oplopen zonder dat je daar zelf bewust van bent en hoe erg moet het dan wel niet zijn om daar zulke hysterische reacties van je lijf op te krijgen? En daar heb ik ook geen antwoord op, want ik weet best dat ik niet de ergste dingen heb gezien of meegemaakt. Het feit dat ik pas na een half jaar opname tot iets kwam dat mijn behandelaren graag als trauma wilden aanmerken, zegt waarschijnlijk al wel hoe weinig ik het zelf altijd serieus nam. En waarschijnlijk zit daar dan de crux.
Het gaat niet om hoe groot of erg het was, het gaat om hoe je ermee om bent gegaan. Mijn manier was domweg doorgaan, wat kun je anders? Blijven ademen en het denken overlaten aan een paard (want die heeft een veel groter hoofd) en vooral hopen op beterschap. Eigenlijk zou ik dat nu ook wel weer willen, maar als ik dat probeer ga ik tegenwoordig onherroepelijk onderuit. Letterlijk.
Er is aan me gepeuterd, er zijn verhalen opgehaald, herinneringen opgefrist. En nu al die zooi weer aan de oppervlakte ligt  moet ik dus uitvinden hoe ik er op een goede manier mee omga. In de hoop dat ik mijn lijf daarmee uit die pijnlijke spagaat van spierspanning, pijn en uitval ga krijgen. Het gaat met vallen opstaan en soms denk ik dat blijven liggen beter zal zijn dan toch weer opstaan. Soms is het gewoon te veel, doet alles domweg te veel pijn, met alle gevolgen van dien. Het is niet dat ik daarvan geniet, integendeel, vaak wenste ik dat ik nooit aan dit therapietraject begonnen was. Ik weet namelijk nog steeds niet of ik mijn behandelaren echt moet geloven. Is dit écht de oorzaak van de kortsluiting in mijn hoofd en zenuwstelsel? Is het echt zo dat slecht verwerkt oud zeer zoveel invloed kan hebben op het functioneren van een lichaam, míjn lichaam?
Misschien is het daarom wel zo moeilijk om de vragen te beantwoorden, feitelijk ken ik de theorie wel, maar ik vind het zelf nog altijd zo verrekte moeilijk om te geloven…

Paardenpraat woensdag, aug 3 2016 

Ik las laatst dat een paard een vriend is aan wie je alles kunt vertellen, want een paard beschadigt je vertrouwen nooit met het doorvertellen van je geheimen of roddels. En dat is natuurlijk een waarheid als een koe, dus zat ik eens na te denken over wat ik de Japs zo allemaal vertel. Om tot de conclusie te komen dat ik hem niet zoveel vertel dat hij niet door zou mogen vertellen. En dat heeft een vrij simpele oorzaak.
Binnen een straal van, pak hem beet, 10 meter rond de Japs is er voor mij nauwelijks nog ruimte voor negatief gedoe. Nouja, soms nog wel voor wat onzekerheid, vooral als ik op zijn rug zit en helemaal als ik iets met balken wil gaan doen, maar ook dat gaat steeds beter. Zodra ik zijn stal binnenstap en hij me zijn eerste kopje heeft gegeven (ja, hij denkt soms dat ie een kat is), is mijn ademhaling laag en mijn moment goed.
Ik zucht weleens als hij weer een modderbad heeft genomen en zijn vacht stijf overeind staat van de drab en ik roep weleens waarschuwend als hij me even vergeten is en over me heen zou lopen, maar dat is niet het zware en verdrietige dat mij ’s nachts zo vaak uit mijn slaap houdt. Alleen al door nu op proberen te schrijven hoe licht en roze de omgeving van de Japs aanvoelt, merk ik dat ik glimlachend lig te typen.
Dat lichte en roze wil ik helemaal niet vervuilen door geheimen in zijn grote oren te fluisteren. Liever kriebel ik hem op dat ene plekje vlakbij zijn oor. Dat ene plekje waarvan hij helemaal in extase komt en met half gesloten ogen zijn hoofd op mijn schouder legt. En daarbij hoef ik hem al die andere dingen helemaal niet te vertellen. Dat heeft hij helemaal niet nodig, hij oordeelt niet door mijn verhalen. Hij vormt zich zijn eigen mening en die is vast gebaseerd op hoe iemand hem zich laat voelen.

Als je een paard bent, heb je wel een heel groot hoofd, maar ben je veel minder druk met denken. En als je de Japs bent, dan kijk je met een open blik de wereld in. Dan is elke voorbijganger, of dat nou een mens, ander paard, een hond, kat of vogel is, een potentiële vriend. Mensen met tassen zijn hartstikke interessant, want misschien zit er wel wat eetbaars in die tas, maar hij knuffelt net zo makkelijk met de kat als dat hij snuffelt aan de hond als dat hij likt aan het haar van een lekker ruikend mens.
In zijn wereld schuilt er gevaar in blauwe opzet zwembadjes, achter een stapel oranje pionnen of in een vers gegraven greppel. De dingen waar ik dan weer nooit angst voor voel. Zodoende helpen we elkaar waarschijnlijk. En daar hoeven we geen woord voor tegen elkaar te zeggen.