In maart 2002 werd de pijn in mijn rug toch wel heel erg. Zo erg dat ik besloot naar mijn huisarts te gaan. Ik weet nog dat ik niet terug mocht fietsen van hem, omdat hij een hernia vermoedde en met het nummer van een fysio in mijn zak liep ik naast mijn fiets naar huis.
Ik moest rustig aan doen en contact opnemen met de fysio en met die mededeling belde ik vriendin en studiegenoot R. Wij zouden samen een werkstuk maken over het boek ‘Zwart als inkt’ en volgens mij belde ik een afspraak daarover af.
De fysio kwam aan huis, leerde me hoe ik goed moest opstaan, bukken, rekken en strekken, hoe ik op de wc moest zitten en zei me ook rustig aan te doen. Ik weet niet meer precies hoe de rest verliep, wel weet ik dat het hiermee begon en dat ik de ellenlange weg van fysio en foto’s, bezoek aan specialisten, het maken van mri’s en weer andere specialisten nu dus al 15 jaar bewandel.
Mijn huisarts van destijds kon het niet uitstaan dat er niets te vinden leek, de hernia, die er aantoonbaar was geweest, was op een gegeven moment hersteld en op een versleten tussenwervelschijf en lekkage van gewrichtsvloeistof na, kwam men niet met sluitende diagnoses. Hoewel die dingen er wel waren (of zijn?) kon dat de pijn niet verklaren, zeiden ze steeds. Dus ik moest me niet aanstellen.
Dat ik regelmatig zwalkte alsof ik dronken was, omging alsof het niets was en áltijd pijn had, was niet echt. Zo zeiden ze in het ziekenhuis. Alleen de huisarts en fysio geloofden me, maar konden ook niet zo heel veel voor me doen. Mijn huisarts zei ooit dat het pappen en nathouden was tot mijn lijf er echt mee op zou houden, dán zouden ze me wel serieus nemen.
Toen ik voor het eerst hoorde over ‘chronische pijn’ was het al 2012. De vijf jaar hiervoor had ik besloten dat die artsen die mijn klachten ‘aanstelleritis’ noemden gelijk hadden en dat ik dus niets hoefde te doen met de pijn. Ik stond bekend als degene die altijd pijnstillers op zak had (handig voor na een goed feestje), en ik liep op mijn werk regelmatig mijn collega’s af omdat ik niet meer wist hoe ik moest zitten, maar dat persoonlijke contact vond men fijn en werd geprezen rond beoordelingsmomenten. Negeren van mijn lijf en doorgaan ondanks de pijn werd mijn motto, tot het niet meer ging. Mijn benen staakten, de pijn was onhoudbaar en ik belandde uiteindelijk in de medische molen rond pijnrevalidatie. Waar ik na tien jaar met meer of minder pijn leerde dat je chronische pijn hebt als je klachten langer dan drie maanden bestaan. Waar ik na tig afwijzingen van artsen en therapeuten ineens weer moest gaan vertrouwen op artsen en therapeuten. Er ging een wereld voor me open en ik bleek niet de enige te zijn met vage klachten.
En nu is het 2017. Mijn 15 jarig jubileum. Het geeft me gemengde gevoelens. Ik weet dat ik het niet speel, de wereld om me heen inmiddels ook. Ik heb een fijne wereld om mij heen, dat is misschien het pluspunt van dit verhaal. Er zijn mensen afgehaakt en mensen bijgekomen, het geeft een soort schifting die je anders niet gauw ervaren zult. Ik weet wie er om mij geven en ik heb geleerd om wie ik geef en ik geloof ook wel dat ik er beter in ben geworden om dat uit te spreken.
De andere kant van dit 15 jarige jubileum moge duidelijk zijn. Ik kan er, ondanks meer medische ondersteuning en ondanks mijn fijne wereld, nog steeds niet mee omgaan. Ik mis nog steeds te veel, denk nog steeds te vaak dat ik een blok aan ieders been ben, wil nog steeds zo graag alles anders (behalve die fijne wereld dan). En na deze 15 jaar lijkt het mij steeds irreëler om ooit weer pijnvrij te zullen zijn. Een gedachte die minstens zoveel pijn doet als mijn lijf en die net zo slecht is af te schudden.
Soms zou ik terug willen naar de tijd van voor 2010, die jaren waarin ik negeerde en domweg deed. Niet stilstaan bij wat ik voelde, fysiek op een soort automatische piloot. Natuurlijk weet ik nu dat ik mezelf voor de gek hield, dat het gedoemd was om een keer mis te gaan. Maar mijn moeder zei altijd al dat alles weten niet gelukkig maakt en ik weet ook niet of met alles wat ik nu weet over mezelf, over mijn manier van (dis)functioneren, wel zo gelukkig ben. Met je kop in het zand is de wereld een heel stuk stiller, maar ja, nu mijn hoofd er eenmaal uit is, kan ie er niet meer terug in.