De mooie dingen zien dinsdag, sep 23 2014 

Via Facebook werd ik uitgedaagd om drie dagen lang drie foto’s van positieve momenten te plaatsen. Omdat ik uit principe niet meedoe met FB-spelletjes én omdat ik van nature erg dwars word van opdrachten voor de massa heb ik besloten de uitdaging op mijn eigen manier aan te gaan.

Ik vind mezelf helemaal niet iemand die het glas altijd halfvol ziet, ik ben een zwartkijker, beschik over de gave alle beren op de weg, en hun jonkies, altijd te zien voor we nog maar bij de weg zijn. Ik wil dan ook het liefst pas gaan als ik zeker weet dat elke beer minimaal getackeld is, maar het liefst zie ik ze -metaforisch uiteraard- allemaal bij voorbaat al afgeschoten.
Daarom had ik ook nooit verwacht om ziek te worden. Mensen met nare dingen die ermee op tv komen en ook bijna alle mensen die wat mankeren en die ik inmiddels ‘in het echt’ heb ontmoet beschikken stuk voor stuk over een positieve blik, oneindig uithoudingsvermogen en een soort natuurlijke voorbeeldfunctie wat betreft hun onuitputtelijke hoop en vertrouwen in een goede afloop.
Als ik heel eerlijk ben, denk ik bij mezelf weleens dat als ik een hond, kat, paard of ander willekeurig huisdier was geweest, men mij allang had ingeslapen. En waarom ook eigenlijk niet? Maar goed, het ging hier over het zien van de mooie dingen, al is nu wellicht meteen duidelijk waarom ik zo’n moeite heb met een foto-opdracht om per dag 3 positieve dingen vast te leggen.
En ook al heb ik er moeite mee, ik weet dondersgoed dat ik veel meer dan drie dingen heb om blij en dankbaar voor te zijn. Al doet de term ‘ding’ totaal geen recht aan de drie die ik hier zal noemen.

Als eerste heb ik natuurlijk een heel fijne man. Die heeft de afgelopen jaren dik bewezen dat hij in voor- en tegenspoed voor mij heeft gekozen en ondanks het ontbreken van het officiële papiertje daarbij vind ik dus dat ik hem best ‘mijn man’ mag noemen. Ik krijg regelmatig te horen dat ik me wel in de handjes mag knijpen met zo’n trouwe kerel, maar dat ie daarnaast ook leuk is om naar te kijken en luisteren en om mee te praten en om gewoon tijd mee door te brengen mag ook weleens gezegd worden!

Daarnaast hebben wij ons eigen kleine huishouden compleet gemaakt door de toevoeging van een haarbal die vele namen draagt, maar in gedrag zeker een soort Prins op de erwt is. Onze eigen Stoere, of Dreamboat, of Kattenmormel, en soms gewoon zoals hij echt heet, Dreamy, past zich feilloos aan in ons huishouden. Is verantwoordelijk voor de meeste troep in huis (ja, echt!) en ik zou niet meer zonder kunnen. Als ik straks beneden kom en hij ligt prinsheerlijk te slapen in een stapel kussens of op mijn rolstoel ben ik al blij als ik hem zie. Hij is ook altijd blij om ons te zien, die wederzijdsheid maakt het wel leuker. Al kan hij ook eindeloos zeuren om brokjes, terwijl die er gewoon staan, hij is wel echt ons gezelligheidsdier.
En omdat hij een kat is, weet hij dat zelf natuurlijk ook dondersgoed, dus om verdere hooghartigheid te voorkomen zal ik hem deze blog niet voorlezen.

Mijn derde zegen en bron van ontspanning is eigenlijk meer een plek dan één ding. Bovenop de paardenrug, of zelfs maar in de stallen bij de paarden ben ik eigenlijk altijd gewoon gelukkig. Ondanks de vragen van mensen die menen dat ik met mijn beperkingen niet zou mogen rijden (en dát kan ze wel? Meestal dus niet eens aan mijzelf gesteld..) en ondanks het feit dat ik ook hierbij steeds meer hulp nodig lijk te hebben. Als ik maar eenmaal zit en zonder woorden in gesprek kan zijn met dat machtige dier onder mijn billen is er heel veel in één keer goed.
En nee kritische lezers, ik kán het nog steeds niet, mijn lijf protesteert ook regelmatig tegen mijn wens om te rijden. Maar mijn lijf protesteert bij alles, na een middag therapie moet je mij de volgende dag ook niet te veel vragen, zal ik daar dan ook maar mee stoppen? Soms moet je dingen doen die je moet (therapie, het aanrecht schoonmaken), soms moet je dingen doen die je graag wilt en onder bepaalde voorwaarden nog best een beetje kunt. Als ik dat laatste niet meer zou mogen omdat ik ziek ben, dan kom ik dus helemaal nergens meer.
En ik ben juist zo blij dat ik omringd ben met mensen die me willen helpen, zoals de vrienden en familie die langskomen om het me net iets makkelijker te maken om te socializen en mijn lieve manegehouders die het goed vinden dat ik op hun paard klim.

En dan ben ik nu al door mijn drie dingen voor deze blog heen, al zegt de alinea hierboven het eigenlijk al, ik heb veel meer positiefs in mijn leven. Het is gewoon niet in drie fotomomenten per dag uit te drukken en als ik alles op zou schrijven, dan werd deze blog eindeloos!

Vallen of gewoon niet opstaan? vrijdag, sep 19 2014 

Ik was heel stilletjes en in het geniep gestopt met het plakken van mijn morfinepleisters. En eigenlijk ging dat best goed, qua afkicken dan. Er was mij verteld dat de morfine al zo lang in deze dosis op mijn systeem werkte dat het echt niet meer zo pijnstillend zou werken. Daarnaast is het natuurlijk rotzooi voor het lichaam en ik was de bijwerkingen ook wel zat, dus ik besloot te stoppen.

Na twee weken zat ik bij de huisarts. Tollend op mijn benen en bijna huilend van de pijn. Ik kon niet meer zitten, lopen, staan of liggen van ellende. Ik wist niet meer welke houding ik nog kon proberen en sliep elke nacht (nog) minder. Huisarts hoorde me aan, was begripvol én mopperde met iets van vermaak in haar stem iets over ‘ook nooit zomaar mogen stoppen’ en ‘wie heeft gezegd dat het niet meer pijnstillend werkt?’ En schreef me een nieuwe dosis van hetzelfde voor. Een wat lichtere, wellicht zou dat al helpen en dan konden we als ik weer stabiel was qua pijn altijd proberen verder af te bouwen.
Inmiddels plak ik weer gewoon de lompe grote pleister die ik al ruim 2 jaar plak. Met die lagere dosis werd ik nog net zo gek van de pijn als zonder en mijn voorraad ‘in geval van nood-pillen’ slonk op deze manier wel heel erg hard. Dus is het nu zaak de pijn op een behapbaar niveau weer onder controle te krijgen en nooit meer zonder overleg en al helemaal niet in één keer met de pijnstillende rommel te stoppen.

Er is mij echter iets opgevallen. Die paar weken dat ik soms gillend van de pijn op bed bleef liggen, viel ik vrij weinig. Ik deed ook zo goed als niets, want ik kon haast niet voor- of achteruit, maar toch. Nu ik weer op een dosis zit dat ik wel pijn heb, maar het niet meer in mijn hele systeem de boel ontregelt én ik weer dingen wil en kan ondernemen, hoe klein ze ook zijn, is mijn balans weer beduidend slechter. Ik zwalk als een geoefende dronkenlap van deurpost naar kastje naar deurpost om van de ene kant van het huis naar de andere te komen. Soms denk ik dat ik prima sta om vervolgens toch weer de wereld vanaf de grond te bekijken. En ik kom er weer achter hoeveel moeite het kost om me meerdere keren per dag te verplaatsen van bed naar bank, naar stoel, naar bed en weer terug naar de bank. Maar er is nu blijkbaar wel behoefte om me te verplaatsen en ook energie om het te doen.
Met blijkbaar alle gevolgen van dien. En dat maakt me in de war. Vallen is niet goed, moest volgens de kliniek liefst voorkomen worden. Maar als dat betekent dat ik alleen nog maar moet blijven liggen en zo min mogelijk moet verplaatsen, dan doe ik ook niet wat ze in de kliniek zeiden, want in beweging blijven is schijnbaar ook een belangrijk ding. Het bewijst dus maar weer eens in wat voor spagaat ik me regelmatig bevind. Precies zoveel doen op een dergelijke manier dat ik overeind kan blijven versus dingen doen waar ik blij van wordt en me goed bij voel, ondanks het vallen dan. Het blijft vreselijk lastig, misschien maar goed dat ik half oktober weer bij de fysio terecht kan, kan ik eens kijken of zij nog een helder licht op deze situatie kan werpen…

Goed weekend maandag, sep 15 2014 

Het is zondagavond half tien en ik lig op bed. De pijn in mijn rug trekt door naar mijn buik, door mijn benen trekken vervelende scheuten zenuwpijn,  ik verkramp met tussenpozen vanuit mijn middenrif tot aan het puntje van mijn tenen en zo nu en dan schiet mijn arm door de lucht en trekt mijn hoofd zichzelf uit mijn kussens om er daarna weer in terug te vallen.

Een avond na een fijn weekend. Ik ben wezen eten met mensen die er echt voor me toe doen, ik heb weer bijgeleerd in de techniek van het rolstoel-rollen en heb, vind ik zelf, goed gedoseerd en best aardig begrensd. En boven alles heb ik gewoon ontzettend genoten.
Ik denk dat het dit genieten is dat mijn gemoed wat lichter maakt en de pijn en gekke streken van mijn lijf wat draaglijk, want als je heel kritisch kijkt naar hoe ik erbij lig, is dat lang niet zo rooskleurig als ik me in mijn hoofd wel voel.

Dankzij een leenrolstoel van een lieve vriendin (ik ben nog altijd in afwachting van eentje echt voor mij) proef ik weer aan zelfstandigheid. In deze stoel kan ik, ondanks dat ie aan alle kanten net iets te groot is, zelf lage stoepjes en drempels nemen. Ik kan weer zelf de zebrapaden over en ik kan weer praten tegen iemand naast me, in plaats van te moeten schreeuwen tegen de persoon die achter me loopt te duwen en me anders niet hoort omdat ik de verkeerde kant op praat.
Het is maar heel klein en zou het liefst helemaal niet nodig zijn, maar het voelt alsof mijn wereld weer wat groter is. Zelfstandigheid is een groot goed en hoewel het best goed voor me is dat ik hulp heb leren vragen, maakt het eeuwige hulp nodig hebben me ook klein van binnen. Want dat hulp nodig hebben geen schande is, weet ik voor een ander heus wel en inmiddels soms ook wel voor mezelf. Maar als je zelfs hulp nodig hebt om een iets opstaande stoeptegel te nemen of met de door de gemeente aan jou toebedachte voorziening niet eens door de rolstoelingang van het zwembad komt, dan voel je je gewoon een kneus. Of, ik voel me dan gewoon een kneus. Dat zegt misschien nog wel het meest over mij, maar als je gewend bent om voor jezelf te kunnen zorgen en zelf te kunnen komen waar je wilt zijn, dan zijn die allerkleinste drempels die je letterlijk niet overkomt al een grote bron van frustratie.

Maar nu ik leer hoe ik die drempeltjes kan nemen, kan ook de wereld er ineens weer heel anders uitzien. Zonder pijn en ongemak is mijn wereld nog lang niet, maar misschien leer ik ondertussen wel steeds beter onderscheid te maken tussen de dingen die ik gedachteloos deed en de dingen die ik écht wil doen.
Dit weekend was er eentje van dingen die ik zelf wilde én kon doen. Dat maakt de pijn helaas niet weg, maar mijn leven wel weer wat waardevoller.

Topsport zaterdag, sep 6 2014 

Ik heb me de afgelopen dagen vreselijk verbaasd. Een Nederlandse topsporter (startend op het WK in haar sport), nota bene in opleiding tot arts, blesseert zich aan het einde van haar optreden. Toch blijkt dit optreden sterk genoeg voor een finale plaats. Individueel, maar ook nog in teamverband met haar, tevens in opleiding tot arts zijnde partner, sport ze ‘gewoon’ door en staat ze met de maximale toegestane pijnstilling en een ingetapete enkel toch haar mannetje.
Haar enkelbanden zijn gescheurd. Niet wat verrekt, maar gescheurd. Dankzij de aangebrachte tape kon ze wel staan en lopen. Ze paste haar programma iets aan, maar was blij dat ze toch op dit WK kon laten zien wat ze kon. En ze wordt alom geprezen. In de media en door de fans, zelfs door haar begeleidingsteam.

Ik daarentegen was met stomheid geslagen. Als je aan de top staat heb je in mijn ogen ook een voorbeeldfunctie en blijkbaar is die voorbeeldfunctie dat je niet moet piepen, een pilletje moet nemen, je in kunt laten tapen om vervolgens je eer te verdedigen. Mensen vinden haar een bikkel, een held, een stoere vrouw, iemand die zich niet door ‘wat tegenslag’ aan de kant laat houden.

Ik zie een toekomstige arts die als topsporter niet goed voor zichzelf zorgt en ook niet goed voor zichzelf laat zorgen door haar omgeving. Wat is dit voor team om haar heen dat ze haar volpompen met pillen (nouja, het zal wel meevallen, ze moet er immers een dopingcontrole mee doorkomen, maar toch) en haar enkel maar kunstmatig vasttapen omdat ze anders niet op haar benen kan staan? Ja, het is topsport. Een dergelijk WK is maar eens in de vier jaar, dus je moet er wel staan. Maar geldt dat voor niet-topsporters feitelijk niet ook?

Toen ik niet kon lopen of zitten van de pijn, moest en zou ik mijn tentamens maken, mijn scriptie schrijven en afstuderen. Verpakt in braces, verslaafd aan pijnstillers, staand aan een hoge tafel afwisselend met zitten op een door de uni aangeschafte stoel, studeerde ik uiteindelijk af. De pijnstillers had ik toen al afgezworen (wie weet wat voor scriptie het anders was geworden) en tijdens mijn afstuderen had ik blijkbaar een modus gevonden waarin ik kon functioneren. Ik had mijn ‘tape’ gevonden, op wilskracht en het uitschakelen van gevoel in mijn lijf ben ik daarna nog een aantal jaren doorgegaan. Ik had een baan, ik had ambitie en ik had een plan. Een plan waarin geen ruimte was voor pijntjes en gedoe. Opgeven was voor watjes, ziekmelden mocht van mezelf alleen bij koorts en/of buikgriep. Het was dan misschien geen topsport, de drijfveer was wel presteren en vooral niet op willen geven, laten zien wat ik in mijn mars had! Natuurlijk had ik geen gescheurde enkelbanden, maar wat het wel was wist destijds nog niemand. Dus kreeg ik het advies om vooral niet te klagen, maar gewoon door te gaan. Een advies dat op lange termijn niet echt het beste bleek te zijn.
Wellicht is dat met enkelbanden anders, maar dan nog vind ik het een verkeerd voorbeeld. Je bent blijkbaar goed bezig als je pijn en schade verbijt en wegduwt en koste wat kost doorgaat om je doel te behalen. Ik denk inmiddels dat je eerst heel goed moet bedenken tegen welke prijs je doel behaald mag worden, wellicht had ik dan zelf wel wat andere keuzes gemaakt. Vandaar dat ik zo graag zou willen dat juist mensen met een voorbeeldfunctie, en dat juist artsen -al dan niet in opleiding- dit ook vermelden alvorens zij open en bloot zwaar geblesseerd menen aan de finale van welke wedstrijd dan ook deel te nemen. Want feitelijk zijn we allemaal deelnemer aan onze eigen wedstrijd van het leven en allemaal hebben we maar één lijf dat deze hele wedstrijd mee zou moeten gaan.

Oude Koeien woensdag, sep 3 2014 

Het is de hoogste tijd voor een nieuw schrijfsel hier, ik weet alleen even niet zo goed wat ik moet schrijven. Maar omdat therapie voor een groot deel ook over oude koeien gaat, besloot ik een ooit geschreven stukje op te zoeken. Ik schreef het destijds voor een vriendin, maar volgens mij heeft zij het nooit gebruikt, dus dan nu eindelijk de primeur. Wat ik overigens doodeng vind, want de kracht achter mijn blogs is volgens mij dat ik ze schrijf en dan direct het wereld wijde web op slinger. Dan heb ik geen tijd meer om er te kritisch naar te kijken en de boel alsnog af te keuren. Dit is een soort dubbele primeur dus.

 
Dag meneer,

Nooit verwacht dat wij elkaar nog eens tegen zouden komen eigenlijk. Nouja, misschien in het voorbijgaan, maar niet in een gelegenheid als deze waarin we dus ook nog met elkaar kunnen praten zónder dat de ander weg kan lopen. Of kan gaan slaan. Oh, u wilt liever nog steeds niet met mij praten? Dat geeft niets, dan praat ik wel. Daar ben ik namelijk nog steeds erg goed in. En aangezien u nu toch voorlopig niet weg kunt en ik ook niet, moet u wel luisteren. Of terugpraten. Of allebei. Maar eigenlijk vind ik het wel fijn dat u niet terug wilt praten, kan ik eens rustig mijn verhaal doen.

Want weet u, ik heb het eigenlijk nooit zo goed begrepen. Dat u ineens ging schreeuwen tegen me. Dat ik ineens de typische student was die je -zoals u bij de later ingeroepen mediator beweerde- een vinger gaf en dan de hand nam. Terwijl ik u gewoon een prima docent vond, ik vertrouwde u zelfs mijn schrijversambities toe en vroeg u als proeflezer. U weigerde, dat was uw goed recht, daar had ik mij allang bij neergelegd. Zo steek ik namelijk in elkaar. Ik wel.
Later begreep ik wel dat u medicijnen slikte en het moeilijk had enzo, maar hebben we dat niet allemaal weleens? Ik bedoel, toen was ik 20 ofzo, maar ik had heus wel begrip voor u kunnen opbrengen. Als u tenminste niet zo was gaan schreeuwen tegen me.
Weet u dat ik echt bang van u was, dat ik me weleens heb afgevraagd wat er gebeurd zou zijn als ik níet was weggelopen. Gekscherend zei ik tegen vrienden dat u dan vast uw baan niet meer had gehad, met blauwe plekken had ik vast wel voldoende bewijs dat u ver over de schreef was gegaan.
Eigenlijk heb ik spijt dat ik niet ben weggelopen. Want de verhalen over u die rond gingen werden steeds minder fraai. Zo had u plotseling de naam om college te geven in het vak ‘analyse verhalend prozac’. Ik denk dus dat ik u een dienst had bewezen als ik u destijds de kans had gegeven mij over uw bureau te trekken om uw woede op mij te botvieren.
Want zeg nou zelf, na al die jaren bent u nog steeds niet verder gekomen dan universitair docent, die prof-titel is u nog altijd niet toegekend. Zelfs niet nadat u een briljant idee van een briljante mede-student van mij pikte.

Ik geloof in ‘wie goed doet-ontmoet goed’. Ik doe blijkbaar ook niet zo goed, want anders zou ik u niet weer ontmoeten. Trouwens, wel lekker warm hier hè?