Heel lang heb ik niet geblogd. Om de doodsimpele reden dat ik niet wilde schrijven over Covid. En ook niet over het afscheid van mijn therapeuten en al helemaal niet over het afscheid van al mijn medicatie. De antidepressiva mis ik niet echt, ik vind het fijn dat het mistgordijn dat ik over mezelf had opgetrokken verdwenen is met het afbouwen naar 0 pillen per dag. Maar de morfine is een ander verhaal. Het afbouwen ging redelijk mis, dus na een weekend met flinke afkickverschijnselen te hebben doorgebracht, besloot ik dat de apotheker ook niet te vertrouwen was met zijn rekenschema’s en dat ik het ergste nu al wel gehad had en dus wel helemaal kon stoppen. In plaats van na 3 maanden, was ik binnen 3 weken klaar. En hoewel dat inmiddels een dik jaar geleden is, kan ik die pilletjes nog wel echt enorm missen. Want de pijn bleek ook geen bijwerking van de morfine (er waren mensen die dat dachten en mij dat ook herhaaldelijk onder mijn neus wreven). 

De pijn is er dus nog. De ene dag, week of maand wat erger dan de andere, maar het is nooit een 0 op een schaal van 0 (geen pijn) tot 10 (ondraaglijke pijn). 
Als ik het op een 4 of 5 kan houden kan ik de volgende dag weer zijn zoals de dag ervoor, met wederom pijnscores rond die 4 of 5. Knal ik er doorheen, dan moet ik dat dat dagen bezuren. Maar zie hier het voordeel van lockdowns, avondklok en elkaar niet meer mogen bezoeken. Ik kon de pijn redelijk constant op die 4 of 5 houden.
Ik stond ’s ochtend op en ging weer liggen tot ik naar stal kon gaan. Daarna kon ik douchen en weer gaan liggen. Soms kookte ik, soms ruimde ik wat op en maakte ik wat schoon, maar alles wat ik deed werd omgeven door rust. Domweg rust om ongegeneerd te gaan liggen. En dat was nog saaier dan mijn leven al was, maar het voordeel was dat (bijna) iedereen een saai leven had! Ik was geen buitenbeentje dat van alles misliep meer. Ik voelde me niet schuldig als ik ergens niet heen ging, want er was niets om heen te gaan. Ik stelde niemand teleur als ik afhaakte, want iedereen haakte af. En zo voer ik op een kabbelend beekje van niets naar een betrekkelijk eenvoudig en op pijngebied relatief rustig leven.

Mentaal bleek ik dat ook prima aan te kunnen. Er was geen ratrace in wie het meeste deed of kon doen, dus hoefde ik daar ook niet aan deel te nemen of -meestal meer mijn probleem- me te verdedigen waarom ik er niet meer aan kán deelnemen. Want dat het me nog steeds niet lukt, is me pijnlijk duidelijk geworden nu de wereld weer terug socialer wordt. En dan heb ik nog de mazzel dat het handje goede vrienden dat ik nog heb nog altijd bereid is om rekening met mij te houden en dus naar mij af te reizen, zodat ik de energie niet uit mijn lijf voel lopen voor ik überhaupt bij iemand ben.
Ik had die mensen zo gemist dat ik er zodra het kon teveel in te korte tijd had gezien. En toen was de rust weer weg. Liggen deed ik te weinig en de drang naar pijnstillers werd weer groter. De pijn nam toe, ik werd weer instabieler op mijn benen en toen ik weer begon te stotteren sloeg de realiteit keihard in.
Mijn leven is te doen. Goed te doen ook wel, naar een nieuw soort tevredenheid zelfs. Mits ik niet te veel doe. Mits ik mijn rust pak en regelmatig domweg ga of blijf liggen.