Sinds een tijd haalt Facebook herinneringen voor je op. Zo kwam ik erachter dat ik destijds blij was met de eerste rolstoel die ik van de gemeente had gekregen (zij gaven me een vinger, maar inmiddels heb ik toch de hele hand en dit geval is dat voor mij alleen maar héél positief), dat ik mijn favoriete paar schoenen al 2 jaar heb en dat de enige slijtage aan de veters te zien is en sinds kort krijg ik updates van berichtjes die ik uit de kliniek stuurde.
Vaak gingen die berichtjes over de kaartjes die ik ontving. Die kaarten kleurden mijn kamer én mijn dagen daar. Ik postte altijd als ik post had gehad, dat vond ik een leuke manier om de afzender te bedanken. En daarbij gaf het een kijkje in mijn kamertje en liet ik zien dat ik met iets kleins als een kaartje echt heel erg blij was. Hoewel het daar ook regelmatig tot opmerkingen leidde, er waren er twee die wel heel veel post ontvingen en daarvan was ik er eentje.
Maar hoe lullig ik het ook vond voor sommige anderen, ik was blij met de gekleurde enveloppen met mijn naam erop. Blij tot en met de laatste dag. Die gewraakte laatste dag waarop het even leek dat mijn 25 weken afzien in de hel voor niets waren geweest.

Die dag waarop iemand die, naar later bleek, daar helemaal de bevoegdheid niet voor had, me vertelde dat ze me niet in de nazorg zouden willen. Terwijl die nazorg verplicht was gesteld om verder te kunnen met een poliklinische behandeling.
De dag waarop ik me realiseerde dat ik de grootste verliezer van deze 25 weken was. Niet alleen ging ik zwaar oververmoeid naar huis. Ook mijn klachten waren flink verergerd en de pijn was heftiger dan ik ooit had ervaren.
Na het gesprek met de persoon die later heel hypocriet al haar woorden heeft ontkend ben ik naar mijn kamer gegaan met de stoom uit mijn oren. Ik heb al die zorgvuldig opgeplakte kaartjes van de muur getrokken. Ik had ze zo lang mogelijk laten hangen omdat ik er zo gelukkig van werd. Maar op dat moment wilde ik nog maar één ding en dat was die hele kliniek zo snel mogelijk verlaten en het fiasco achter me laten. Maar ik zou niet gaan zonder mijn kaartjes, dus moesten ze zo snel mogelijk van de muur. Net als dat mijn kasten zo snel mogelijk leeg moesten en iemand mij zo snel mogelijk moest komen halen.
Uiteindelijk heb ik nog een iets beter gesprek gehad met iemand die er wél over ging en uiteindelijk heb ik die avond net als alle anderen die mij voorgingen doorgebracht met pizza en het afscheid van mijn groepsgenoten.

En uiteindelijk, nu twee jaar na het begin van dit avontuur, kan ik een heel klein beetje zeggen dat mijn Zeist-avontuur me wat goeds aan het brengen is. Ik had die 25 weken graag overgeslagen, maar blijkbaar waren ze nodig om de mensen om mij heen te krijgen die ik nu ‘verzameld’ heb.
Alle kaartjes heb ik in twee mappen geplakt, drie was eigenlijk beter, maar die had ik niet meer. In deze mappen zitten ze goed. En ik ga Facebook zo in proberen te stellen dat het ophoudt met mijn herinneringen te tonen. Want ondanks dat het nu 2 jaar geleden is, kost het terugdenken aan die periode in de kliniek me nog steeds te veel energie.