Ik had al stiekem wat zitten rondkijken naar een tweedehands sportrolstoel. Na de rolstoelvaardigheidstrainingen was er weer wat ruimte in de agenda en de hockeydemonstratie die we hadden gehad vond ik dusdanig leuk dat ik dat graag nog eens wilde doen en misschien dan ook wel vaker.
Hoewel ik het natuurlijk ook wel wat spannend vond om me alweer onder nieuwe mensen te begeven ging ik vol goede moed mee naar Woerden. Ik hoefde alleen mezelf en een goed humeur mee te nemen en kreeg ter plekke een rolstoel onder mijn kont geschoven en een stick in mijn handen. Die ik daarna weer weg moest zetten, want we gingen eerst opwarmen en aan de conditie werken. Ja, het is gewoon echt sporten.

Nu weten de meeste mensen die mij kennen dat ik niet heel sportief ben. Tenminste.. Al doende heb ik in de jaren geleerd dat sport (en dan vooral teamsport) en ik vaak niet zo goed samengaan. Hockey vond ik op school wel erg leuk, tot het aankwam op partijtje, want dan vlogen de ballen mij om mijn oren en leken de sticks meer gericht op mijn schenen dan de bal. Daarbij was het nooit zo leuk om bij het teams kiezen steevast als laatste gekozen te worden, terwijl ikzelf toch best vond dat ik de techniek van stops, afhouden, pushes en het vermijden van de bolle kant best redelijk beheerste.
Maar goed, bij de demo waren we allemaal nieuw in de sport en was ik zo fanatiek dat ik zelfs mezelf verbaasde, dus ik wilde dit zeker wel een kans geven. Want hoewel paardrijden mijn passie is en Jasper mijn beste vriendje, is het ook wel leuk om iets te hebben wat helemaal van mij zou zijn. En daarbij is vaart maken met je rolstoel en tegen een bal slaan natuurlijk ook gewoon hartstikke leuk.

In het zaaltje in Woerden bleek ik terecht te zijn gekomen bij een training van het eerste en tweede team. Dat was misschien nog wel wat hoog gegrepen voor me, maar dat kon de pret niet drukken. Soms was ik wel wat afgeleid door wat de mannen lieten zien aan balbeheersing en snelheid (best lastig met een stick in je hand), maar ik voelde me toch ook best op mijn gemak en tijdens het afsluitende partijtje had ik lol en zelfs wat ballen om tegenaan te slaan.

Ik verwachtte wel wat spierpijn in mijn armen de volgende dag, maar verder had ik geen idee hoe mijn lijf het zou doen. Al ging het lopen thuis al wel vrij beroerd en kostte douchen me wel erg veel moeite. Na een uurtje bijkomen besloot ik dat een extra morfinetablet geen gek idee zou zijn als ik wilde slapen. Maar helaas was ik binnen paar uur alweer klaarwakker. Niet van de adrenaline dit keer, maar van de pijn. Mijn benen deden pijn, terwijl ik geen sticks op mijn schenen heb gehad. Mijn rug deed pijn terwijl ik niet getackeld was en ’s nachts heb ik al een potje liggen janken vanwege dat verrekte lijf.
Ik vond het leuk, oprecht leuk. Ik was al aan het kijken hoe ik het rond zou krijgen in de tijd als ik door wilde gaan. Ik heb het toernooi in Woerden al op de kalender gezet omdat ik dan goed kan zien hoe het eraan toegaat op het veld en waar ik naartoe zou willen werken. Maar vooralsnog schreeuwt mijn lijf me toe dat hockey een heel slecht idee is.
Dus vandaag lig ik op bed. Me af te vragen wat ik anders had kunnen doen, maar ik weet het niet. Want tijdens de tijd in de zaal had ik niet het idee dat ik mezelf zo zwaar belastte. Zoals meestal bij mij klapt de realiteit er pas later in en word ik weer pas achteraf met mijn neus op de feiten geduwd. Het feit dat ik nog steeds kan doen zonder te voelen. Dat ik nog steeds te veel van mezelf kan vragen zonder het door te hebben. Maar ik wil het zó graag. En dan komt langzaam het besef dat er lang niet altijd een weg is als er maar een wil is.