Het voordeel van een rolstoel is voor mij dat ik altijd mijn eigen stoel meebreng. Toen ik nog in de fase van een leenrolstoel zat maakte ik die comfortabeler met een extra kussen in mijn rug. Samen met het steuntje onder mijn voeten, waardoor ik niet meer worstelde met te hoge stoelen en bungelende benen, kon ik het buitenshuis weer wat langer volhouden.
Zonder pijn en ongemak natuurlijk nooit, maar het was een verbetering ten opzichte van harde houten stoelen in de gemiddelde horeca of zelfs het gebrek daaraan bij feestjes met statafels.

Ik moest met die rolstoel eerst nog wel wat overwinnen. Het was een drempel om een rolstoel te gebruiken, misschien nog wel hoger dan de drempel die ik ervoor noodgedwongen al had genomen, die van de rollator. Met die rollator kon ik het nog wel zelf, met die rolstoel (een leenstoel is niet gericht op zelfstandig gebruik) ben je toch een stuk afhankelijker. Maar ik kon weer wat dingen ondernemen die me anders niet lukten, dus moest ik er wel aan toegeven van mezelf. Als je moet kiezen tussen thuis blijven of meegaan en meedoen met anderen, dan lijkt de keus soms niet zo lastig.
Zo besloot ik, terwijl ik me pas net wat meer op mijn gemak ging voelen in die rolstoel, mee te gaan naar een feestje. Die avond veranderde in een nachtmerrie. Een nachtmerrie waar ik nu, bijna vier jaar later, nog regelmatig uit wakker schrik, letterlijk. Tijdens dit feestje groeide de drempel om er in de rolstoel op uit te gaan in enkele minuten tot een metershoge muur. Een muur die in de loop der jaren soms wel en soms geen deur bevat.
Op een goede dag verman ik mezelf en rol ik in mijn eentje naar buiten. Voel ik de hartkloppingen op het moment dat het druk wordt om me heen en kan ik de situatie meestal voldoende rationaliseren om de paniek de baas te blijven en een rustiger plek te zoeken. Om dan vanuit daar zo snel mogelijk weer naar huis te rollen.

Als je op een plek bent met mensen die je kent, of die je denkt te kennen, en uitgerekend daar wordt de bodem onder je vandaan geslagen omdat je met een rolstoel komt, dan klopt je wereld niet meer. En die wereld was al zo verwarrend geworden omdat mijn eigen lijf zo onbetrouwbaar bleek. Natuurlijk was het gebeuren daar een optelsom. Mijn vertrouwen was al wankel, mijn durf om gebruik te maken van een rolstoel was al niet zo groot. Het gevoel te falen omdat mijn lijf niet goed meer functioneert is groter dan een buitenstaander waarschijnlijk ooit voor mogelijk kan houden. En als er dan een grap wordt bedacht waar je ongewild, ongevraagd en ondoordacht, maar dankzij je rolstoel wel de hoofdrol in te spelen krijgt, dan is geen enkel excuus toereikend genoeg.

Toen het net gebeurd was heb ik in de ogen van anderen waarschijnlijk bruut gereageerd op de mij aangeboden excuses. Met het accepteren van excuses zou ik het rotgevoel van de ander verminderen of zelfs wegnemen. Op het moment dat mij die excuses werden aangeboden was ik de voorbije nachten meer wakker dan in slaap geweest en durfde ik de voordeur nog niet open te maken als de bel ging. Ik zag er zodoende niets in dat ik het een ander makkelijker zou maken, terwijl ik geen benul had van hoe ik de volgende dag moest bereiken.

Dat ik hiermee blijkbaar de deur in het slot gooide was niet bewust. Ik wilde alleen maar duidelijk maken dat ik tot op het bot gekwetst was, me in duizend stukjes geslagen voelde. Daarin heb ik klaarblijkelijk gefaald, men zag alleen maar boosheid en boosheid schrikt af.
Maar zijn er werkelijk mensen die het lef hebben om iemand die hen publiekelijk heeft afgebroken zo dichtbij te laten komen dat ze kunnen zien hoe verdrietig, klein en kapot je bent? Ik in elk geval niet, ik dacht er niet eens over, de angst en gevoel van vernedering waren te groot.

En nu zijn we dus bijna vier jaar verder. Ik zie nog steeds alle beren op de weg voor en tijdens een uitstapje. Ik voel nog steeds acute stress als mensen mijn persoonlijke ruimte niet respecteren. Ik ben nog steeds bang voor wat de mensen om mij heen nu voor me in petto zouden hebben. Redenen  waarom ik er maar weinig op uit trek, ondanks dat ik ondertussen ben uitgerust met een voor mij zo goed mogelijk passende en bruikbare rolstoel.

Ik weet niet hoe het verder zal ontwikkelen. Ik ben er hard mee bezig om mijn angst onder ogen te zien, dat is niet leuk en heel erg zwaar. Maar ik wil niet meer bang zijn om wat is gebeurd. Ik wil niet meer verdrietig zijn omdat anderen niet weten hoe ze met mij om moeten gaan. En boven alles wil ik mij niet meer schamen. Want dat is het meest idiote. Ik was lijdend voorwerp in een slecht gelukte grap, en de grappenmakers en hun publiek zijn verder gegaan terwijl ik mij nog altijd schaam. Schaamte voor de rolstoel, schaamte voor de onhandigheid, schaamte voor de afhankelijkheid en vooral schaamte voor mezelf en het feit dat ik niet van steen was en niet met de meute mee kon lachen.