Het is de hoogste tijd om weer wat te schrijven, maar met alleen mijn linkerhand beschikbaar is zelfs typen een bron van ergernis. Ik ben gewend om net zo snel te kunnen tikken als denken, maar met dat gips om mijn gehele rechterarm krijg ik het nu vooral voor elkaar om nieuwe functies van Word te ontdekken. Jammer alleen dat ik geen idee heb welke toetsen ik nou eigenlijk gebruik waardoor de meest bijzondere dingen op mijn scherm tevoorschijn komen.
Maar ondanks het gips gaat het eigenlijk best oké met me. Misschien wel dankzij het gips. Er is iets stuk (geweest?), en nu moet ik rustig aan doen. Hoewel een volwassene schijnbaar niet snel een elleboog uit de kom valt is het wel gewoon een blessure die toch bekend is en die men kan zien. Zelfs zonder röntgenfoto was duidelijk dat het mis was. De verpleegkundigen zorgden dat er snel een arts kwam, de arts zette gauw het protocol voor hulp in werking. Twee uur nadat ik lamgeslagen van de pijn in het ziekenhuis aankwam rolden we alweer richting auto. Netjes in het gips en giechelig van alle pijnstilling die ze me hadden gegeven.
Een schril contrast met mijn bezoek aan een eerste hulp een flink aantal jaren geleden. Ik werd gek van de pijn in mijn lijf, kon letterlijk niet meer op mijn benen staan en werd door mijn huisarts doorgestuurd. Na een uur of zeven(!) werd ik, na één onderzoek van een arts in opleiding, één (achteraf bezien verkeerd uitgevoerd) retentie-onderzoek en nadat ‘men’ een MRI van een maand geleden had vergeleken met die van nog langer terug, weggestuurd met een recept voor zwaardere pijnstillers bij de nachtapotheek.
Hiervoor zat al een neuroloog en hierna volgden de neurochirurg, de nooit terugbellende orthopeed, een orthopedisch adviseur en nog een aantal bezoeken aan de huisarts en fysio. Behalve die laatste twee geloofde niemand ooit dat ik echt pijn had, werd ik uitgemaakt voor aandachttrekker, aanstelster en halve gare. Oplossingen boden ze nooit, behalve dan een keer een gipskorset, waarin ze ook mijn been dat het meeste last gaf voor 6 weken vast wilden zetten. Dat kwam van de orthopeed. In overleg met de fysio had ik een aantal vragen hierover en hij zou me bellen tijdens telefonisch spreekuur, maar die moeite heeft hij nooit genomen. Ik ben vervolgens nooit meer terug geweest naar deze ‘arts’. En ging de hele beroepsgroep het liefst uit de weg. Wat tot 2010 ook best redelijk lukte..
Tijdens mijn twee uur op de SEH hebben meerdere mensen me gezegd dat ik me goed hield, dat ze respect hadden voor hoe ik met de helse pijn die samenhangt met een uit de kom liggende elleboog om ging. Toen de 4e persoon op rij me dit vertelde moest ik ondanks alle verdovende middelen in mijn bloed bijna huilen. Zie je wel dat ik geen pieper ben, zie je nou dat ik pijn echt wel probeer te handelen voor ik huil en uit elkaar spat van frustratie? Zie je wel dat ik echt wel wat kan hebben?
En nu ik dan toch wat heb dat voor een ander makkelijk te begrijpen is, voel ik me ineens een stuk beter. Eerlijk is eerlijk, ik baal, het doet zeer en is buitengewoon onhandig. Ik voel me letterlijk onthand en nu eigenlijk pas écht gehandicapt. Maar voor dit gedoe met deze arm is er een protocol, een prognose en een leidraad. Er is een vooruitzicht dat dit binnen afzienbare tijd weer over is en men weet wat ik daarvoor moet doen. Dat lijkt een raar soort rust, berusting over me te geven. Het bevalt me wel, zo’n helder plan van aanpak, iets dat ik vreselijk mis als het gaat om de andere pijn en onregelmatige uitval. Misschien is dit wel een stapje in de goede richting voor mijn hele lijf, mijn behandelaar wilde dat ik me ook zo zou voelen over de rest. Maar ook daarbij denk ik mijn nieuwe mantra ‘afwachten en we zien het wel’.